Zoeken in deze blog

zondag 14 oktober 2018

#309: Mike Oldfield - Tubular Bells (1973)

Op 25 mei 1973 verscheen het eerste album op het nieuwe Britse label Virgin Records: Tubular Bells van Mike Oldfield. Eigenlijk bracht het label op dezelfde dag nog twee albums uit (Flying Teapot van Gong en Manor Live van Steve York's Camelo Pardalis), maar omdat Oldfield's album catalogusnummer V2001 kreeg (en de anderen respectievelijk V2002 en V2003) wordt Tubular Bells gezien als het eerste album van het label.

Mike Oldfield groeide op in een getroebleerd gezin en stortte zich mede daarom fanatiek op het leren gitaarspelen. Vanaf zijn twaalfde trad hij op in folkclubs en op zijn zeventiende was hij de basgitarist van Kevin Ayers And The Whole World. Tijdens de ochtenden voor de opnamesessies bekwaamde hij zichzelf in het spelen van allerlei instrumenten die in de studio stonden. Na het uiteen vallen van die band in 1971 begon Oldfield te experimenteren met multi-track opnamen van de muziek die hij in zijn hoofd had. 

Toen hij daarna in de band van Arthur Louis zat namen ze een album op in The Manor Studio, een studio die op dat moment nog werd opgebouwd door een jonge Richard Branson. Oldfield liet zijn demo's horen aan het productieteam van The Manor en zij zouden ze laten horen aan Branson.

Oldfield probeerde ondertussen platenmaatschappijen geïnteresseerd te krijgen in zijn demo's, maar men zag geen verkoopkansen voor zijn instrumentale muziek. Branson zag er wel wat in en nodigde Oldfield uit om in The Manor op te nemen. En aangezien Branson net zo weinig succes had in het slijten van de opnames aan platenmaatschappijen als Oldfield, werden Branson's plannen voor een eigen label verwezenlijkt en verscheen Tubular Bells op Virgin Records.

Tubular Bells (Part One & Part Two) is een ongelofelijke prestatie van een negentienjarige Oldfield. Alles is door hem geschreven en ook bijna alles is door hem ingespeeld. De delicate opbouw, de afwisseling van instrumenten, tempi en dynamiek en de aparte sfeer weten na 45 jaar nog altijd te boeien. 

Sommige passages vallen op. Zo is er in Part One de heerlijk klinkende vervormde gitaar (vanaf 6:07 en 14:07), het mooie haast sacrale stuk in Part Two (vanaf 33:22) dat direct gevolgd wordt door misschien wel het meest aparte gedeelte, dat bekend staat als Piltdown Man (vanaf 37:10). 

Het verhaal wil dat de opnamen voor Part Two bijna gereed waren maar dat Oldfield 'nog iets miste'. Richard Branson werd ongeduldig, wilde het album uitbrengen en zette Oldfield onder druk. Ook vroeg hij om tekst bij één van de delen zodat hij een single zou kunnen uitbrengen. Oldfield werd kwaad, bezoop zich, nam een technicus mee naar de studio en nam tien minuten wild geschreeuw op. De technicus had het op een hogere snelheid dan normaal opgenomen en bij het afspelen op de gewone snelheid kregen ze het holbewonergeluid dat nu te horen is in Piltdown Man

De meest karakteristieke delen zijn echter de eerste drie minuten van Tubular Bells (gebruikt als thema voor de succesvolle horrorfilm The Exorcist, ook uit 1973) en het einde van Part One (vanaf 19:45), waarin Vivian Stanshall de instrumenten introduceert. Oldfield was een fan van het nummer The Intro & The Outro van de Bonzo Dog Doo-Dah Band, waarop Stanshall iets soortgelijks doet. Toen bleek dat Stanshall ook in The Manor was om een album op te nemen, vroeg Oldfield hem om de aankondigingen in te spreken.  

Het album was niet direct een groot succes, maar na The Exorcist kwam het grote succes alsnog en tot op de dag van vandaag is het album een klassieker waarvan de verkoop nog altijd doorgaat. 

© 2018 TTZL


Officiële website: Mike Oldfield
Wikipedia EN: Mike Oldfield
Wikipedia NL: Mike Oldfield

YouTube: Tubular Bells (Part One & Part Two)

YouTube: The Intro & The Outro [Bonzo Dog Doo-Dah Band]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten